Einsiedeln is het belangrijkste bedevaartsoord van Zwitserland.
In de negende eeuw leefde op deze plaats een kluizenaar, Meinrad. Deze Meinrad was oorspronkelijk een monnik uit de abdij Reichenau.Hij werd in 861 door rovers vermoord. Rond zijn kluis vormde zich daarna een gemeenschap van heremieten. Uit hen kwam de in 934 gestichte benedictijnenabdij voort. De abdij in 947 het recht van keizer Otto om in alle vrijheid een abt te kiezen.
Deze abt kreeg de waardigheid van een vorst.
Momenteel bezit de abdij een aparte kerkelijke status. Het is een zogenaamde abbatia nullius. De abt valt rechtstreeks onder de paus en heeft bisschoppelijke rechten (uitgezonderd de wijdingsmacht). De abdij geniet dit voorrecht vanaf 1452.
In 948 werd de kerk gewijd. Aan deze wijding is een legende verbonden. De kloosterkerk zou door Jezus Christus zelf gewijd zijn. De monniken hadden de bisschop van Konstanz gevraagd hun pas gebouwde kloosterkerk te consacreren. Volgens de legende bad de bisschop van Konstanz aan de vooravond van de wijding in de kapel die door de kluizenaar Meinrad gebouwd was. Tijdens zijn gebed, ontving hij een visioen. Hij zag Jezus Christus, vergezeld door een schare engelen en heiligen onder wie Maria uit de hemel neerdalen. Tijdens een feestelijke viering wijdde Jezus Christus de kerk aan Zijn moeder Maria met de bedoeling dat de mensen altijd Maria in Einsiedeln zouden vereren. De dag erop begon de wijdingsliturgie. Toen het moment van de kerkwijding daar was aarzelde de bisschop. De monniken drongen aan maar op dat moment verscheen er een engel die zei: “De kerk is toch al gewijd.” De wijdingsplechtigheid is niet voortgezet. De abdij viert dit feest elk jaar op 13 en 14 september.
De abdij beleefde in de tiende tot en met twaalfde eeuw een bloeiperiode. Daarna trad, als gevolg van staatkundige ontwikkelingen, een zeker verval in. Dit betrof vooral de politieke functie van de abdij. De abdij bleef een belangrijk geestelijk centrum. Vanaf de vijftiende eeuw pelgrimeren velen naar het beeld van de Zwarte Madonna dat zich in de genadekapel bevindt. Tijdens de katholieke hervorming (zeventiend en achttiende eeuw) beleefde de Mariabedevaart een grote bloei. Uit deze periode dateren ook de barokke gebouwen. Kunsthistorici beschouwen de huidige kloosterkerk als een hoogtepunt van de Europese barok. Verschillende architecten hebben aan de kerk en het kloostercomplex gewerkt. De belangrijkste is de benedictijn Caspar Mosbrugger. Hij ontwierp een kerk met een naar voren springende façade. Volgens kenners is dit een belangrijke innovatie binnen de kerkelijke architectuur van de barok. Hij moest bij de bouw van de kerk rekening houden met de plaats van de reeds aanwezige Mariakapel. De kerkwijding in 1735 sloot de bouwperiode af. De kerk kent mooie frisco-gewelven van de hand van Egid Quirin Asam en broeder Cosmas Damian.
Momenteel telt de abdij ongeveer 80 monniken. De benedictijnen leiden een gymnasium en een priesterseminarie. Daarnaast begeleiden ze bedevaartgangers, ontvangen ze gasten en werken ook in verschillende parochies. Anderen verrichten handarbeid. Zo bezit de abdij verschillende bossen en een grote tuinderij. Het onderhoud van de abdij zelf vraagt de nodige aandacht. Hiervoor bestaan verschillende werkplaatsen.
In de avond stoppen we in de Noord-Italiaanse stad Bergamo. Bergamo ligt in de provincie Lombardije en telt 120.000 inwoners. Het is een van de oudste steden van Lombardije met Keltische, Etruskische en Romeinse elementen. De meeste bezienswaardigheden liggen in de ommuurde bovenstad. Daar liggen de dom, de Santa Maria Maggiore en het palazzo del Ragione. In de Santa Maria Maggiore ligt de componist Gaetano Donizetti begraven.